Ekologische moestuin
De plant
Delen van de plant
Wortels dienen voor het opnemen van water en voedingsstoffen en voor de verankering in de bodem. Sommige zijn sterk vertakt (sla, aardbei), andere zijn verdikt (wortel, radijs).
Stengels dragen de bladeren en vervoeren de sappen. Specifiek kennen we een knol (aardappel), een wortelstok (rabarber) en uitlopers (aardbei).
Bladeren zorgen voor de ademhalig van de plant en de bladgroenverrichting. Speciaal zijn een bol (ajuin) en kiemblaadjes.
Bloemen geven geslachtelijke vermeerdering. Indien bestoven groeien ze uit tot een vrucht met zaden.
GROENTEN zijn eetbare planten. Naargelang het deel van de plant dat we gebruiken spreken we van wortel-, blad-, bloem-, vrucht- of zaadgewassen.
Vermeerdering
In geschikte omstandigheden gaat het zaad kiemen, wordt een plant, bloeit, vormt zaad en sterft af.
Eenjarigen doorlopen de cyclus binnen het jaar (sla, tomaat, boon).
Tweejarigen vormen bladeren en reservestoffen en bloeien pas het tweede jaar (prei, kolen, wortelen).
Meerjarigen schieten elk jaar opnieuw op hun reserves uit (asperge, rabarber, aardpeer).
Geslachtelijke voortplanting kan door zelfbestuiving of kruisbestuiving.
Ongeslachtelijke voortplanting gebeurt via een plantendeel (aardbei). Mits menselijke tussenkomst zijn er nog meer mogelijkheden (rabarber, fruit).
Systematiek
Afdelingen zwammen, naaktzadigen, bedektzadigen (alle groenten, fruit en kruiden)
Klassen eenzaadlobbigen ( massief zaad, evenwijdige bladnerven) : prei tweezaadlobbigen ( gespleten zaad, bladeren per twee) : erwt, meeste groenten
Orden
Families Kruisbloemen, vlinderbloemen, nachtschade (hebben zelfde insecten)
Geslachten allium
Soorten ajuin, prei, sjalot
Variëteiten bindsla, kropsla
Rassen Meikoningin, Wonder der 4 jaargetijden
Bodem en bemesting
Samenstelling
Minerale bestanddelen : klei, leem, zand, kiezel.
Organische bestanddelen : niet verteerde plantenresten, humus.
Makro-organismen : regenwormen, pissebedden, springstaarten.
Mikro-organismen : bakteriën, schimmels, algen.
Water
Lucht
Opbouw
Zandgrond : los en doordringbaar; makkelijk te bewerken, warmt vlug op, droogt vlug uit.
Kleigrond : kompakt en weinig lucht, moeizaam te bewerken, droogt slecht op.
Leemgrond : ideale kruimelstruktuur.
Plantenvoeding
Voedingsstoffen : nitraat, fosfaat,kalium, magnesium, calcium.
Klei en humus : houden voedingsstoffen vast en geven deze langzaam af.
Zuurtegraad : Is bepalend voor de beschikbaarheid van de voedingsstoffenvoor de plant.
Verzuring : door opname, uitspoeling en zure regen zal na enkele jaren omzichtig bekalkt moeten worden.
Bodembedekking : om de bodemstructuur te bewaren en erosie te voorkomen laten we de bodem nooit bloot.
Bemesting
Bodemonderzoek : na staalname en laboanalyse wordt een bemestingsadvies geformuleerd.
Ecologische bemesting Klassieke bemesting
organisch, kompost, groenbemesters, humus mineraal, kunstmest
traag opneembaar, via bodemleven,
geen overbemesting snel opneembaar, rechtstreeks aan plant, gevaar overbemesting
Basisbemesting met zelfgemaakt compost : kg/m²
Weinig Matig Veel
Humusrijke zandgrond 0,1 5,5 10
Humusrijke klei/leem – 3,5 7
Humusarme grond 2 8 14
Groenbemesters :
Zaaien Familie Opmerkingen
Witte klaver 03-04 Vlinderbloemigen + neemt stikstof uit de lucht op
Rode klaver 03-04
Inkarnaatklaver 07-08
Alexandrijnse klaver 05-07
Gele lupine 04-07
Wikke 03-07
Luzerne 05-07
Veldboon 03-07
Gele mosterd 04-08 Kruisbloemigen – zet knolvoet voort
Bladrammenas 08
Rapen 08
Winterrogge 08-09 Grassen – moet omgespit worden
Raaigras 03-08
Phacelia 03-08 Bosliefjes + sterft in de winter volledig af
Spurrie 04-07 Anjers
Bernagie 03-08 Ruwbladigen – zaait zichzelf sterk voort
Boekweit 06-07 Duizendknoop
Tagetes 04-05 Composieten + ontsmettend tegen aaltjes
Samenstelling Organische Meststoffen : %
Meststof Droge stof Organ. stof Stikstof N Fosfor P Kalium K Magn. Mg Calcium Ca zbw
Dierlijke mest Runderstalmest 20-25 15-20 0,5 0,3 0,5 0,1 0,4 Paardemest 30 25 0,5 0,3 0,5 0,2 0,2 Schapemest 36 32 0,8 0,2 0,7 0,2 0,3 Geitemest 30 30 0,4 0,5 1,1 0,7 Konijnemest 46 0,9 0,7 0,3 Kippemest-duivemest 45 30 1,7 1,8 0,9 0,3 3 Champignonmest 38 20 0,6 0,5 0,8 0,3 2,5 Varkensmest 20 16 0,7 0,9 0,4 0,2 0,9 Drijfmest (rund) 9,5 6 0,4 0,2 0,5 0,1 0,2 Gier 2,6 1,0 0,4 0,02 0,8 0,01
Kompost Tuinkompost 50 11 0,4 0,25 0,4 0,2 1-3 Schorskompost 75 40 0,6 0,1 0,5 0,1 0,8 Wormenkompost 50 15-30 1 0,7 0,5 0,3 2,8 Stadskompost 65 20-30 0,7 0,6 0,3 0,3 0,2
Tuinafval Stro 85 85 0,5 0,2 1 0,1 0,3 Hooi 80 75 1,5 0,5 1-2 1-2 Snoeihout 40 35 0,1 0,3 0,7 Erwtestro 85 80 1 0,4 1 0,4 2
Handelsmeststoffen Turf 20-30 20-30 Gedroogde koemest 85 50-55 2 1,4 1,5-2 0,7 4 Gedroogde kippemest 90 50-65 5 4,5 4 1,2 6,5 Guano 40-50 14 11 3 Bloedmeel 95 75-85 13 0,2 0,7 Hoornmeel 95 80 13 0,5 0,5 1 Beendermeel ontvet 95 30 5 15-20 0,5 1 14 +8 Beendermeel ontlijmd 95 5-10 1 28 0,6 4 +10 Viano-bio 50 10 5 Plant-organo 70 9 3 3 Biosmo 70 10 5
Samenstelling Minerale Meststoffen : %
Meststof Droge stof Organ. stof Stikstof N Fosfor P Kalium K Magn. Mg Calcium Ca zbw
Meel Basaltmeel 95 1 1,5 5-11 10-14 +10 Lavameel 95 0,5 4 7-9 11-17 +12 Bentoniet 95 1 2-4 2-4
Kalk Landbouwkalk 95 1-3 53 +53 Dolomiet 95 0-20 30-53 +52-58 Dolomiet 5% MgO 5 48 +54 Zeewierkalk 95 2-4 0,3 0,2 3-8 40-45 +45-50
P Zacht natuurfosfaat 97 25-30 0,2 35 +20 Thomasslakkenmeel 14-18 2-3 50 +30
K Patentkali 95 30 10 Houtasse 95 3 6-15 5 30 +35
Mg Serpentijn 90 0,1 20 1
Gewasbescherming
Ekologische gewasbescherming :
Gewas op zo natuurlijk mogelijke wijze gezond houden.
Gezonde bodem, gepast bewerkt, organisch bemest.
Gevarieerde vegetatie.
Ruime en doorgedreven vruchtwisseling.
Rekening houden met klimaat en seizoenen.
Ziekten en plagen
Gebreksziekten: tekort aan een of ander voedingselement
Weersomstandigheden: niet te vroeg buiten zaaien, op tijd oogsten, afdekken, afschermen tegen zon, wind, regen, hagel…
Nachtvorst: niet uitplanten voor half mei, afdekken, aanaarden…
Zoogdieren: ratten en muizen: mulch vermijden, vallen en klemmen;
mollen: liefst verjagen , vallen;
konijnen en hazen: omheinen met kippegaas.
Vogels: vogelverschrikker, netten
Slakken: Schuilplaatsen vermijden, ruwe en scherpe stroken, slakkenval, korrels
Huisjesslakken eten eitjes van naaktslakken.
Insekten: Bladluizen: worden gemolken door mieren, natuurlijke vijanden bevorderen, brandnetelgier, gesteentemeel, matig bemesten
Aardvlooien: kleine kevertjes die goed springen, lijmplank gebruiken
Emelten, ritnaalden: op pas ontgonnen weiland
Aardrupsen
Aaltjes : eitjes kunnen jaren overleven (bodemmoeheid)
Schimmels : kiemschimmels, grijsrot, meeldauw : droog houden, zwavel of koperproducten
Bakterien: resistente rassen kiezen
Virussen : hygienische maatregelen
Preventieve maatregelen
Natuurlijke vijanden : egels, mollen, lieveheersbeestjes, oorwormen, gaasvliegen, sluipwespen, vogels…
Mechanische middelen: insectengaas, vogelnetten, koolkragen …
Plantenaftreksels : brandnetel, heermoes, zeewierextract …
Chemische middelen : zwavel, bordeauxse pap, pyrethrum, bacillus thuringiensis…
Tuininrichting
Ligging
Lichte zuiderhelling is ideaal. Niet te nat, niet te droog. Zonnige plaats. Noorden afschermen, oosten lage afsluiting, westen windkering. Opletten voor vervuiling
Indeling
Moestuin: beginners: 30 m² ; zelfvoorzienend : 200 à 250 m² voor 4 personen
Fruittuin : fruit niet mengen met groenten
Kruidentuin: zonnig en dicht bij huis
Siertuin: passende planten kiezen
Water
Kleinvee: 4 kippen voor 6 personen ; konijnen ; geiten 3 m² stalling en 500m² grasland
Hagen
Beschutting
Gaatjesplastiek, vliesdoek. Plastiek tunnel. Plastiek serre. Platte bak. Glazen serre.
Tuinplanning
Behoeften : kiezen en inschatten of berekenen
Vruchtwisseling
Bodemziekten vermijden: algemeen 4 jaar; 3 jaar voor sla, andijvie, enz… ; 6 jaar voor kolen, erwt, ajuin
Voedingsstoffen beter benutten : veel, matig en weinig bemesting afwisselen
Onkruid onderdrukken
Bodemstructuur verbeteren
Kombinatieteelt in het perceel verschillende groenten naast of door mekaar
Goede: wortel+ajuin ; ajuin+rode biet; sla+prei; knoflook+wortel; selder+prei ; schorseneer+ajuin; aardbei+prei/selder; aardbei+sla/spinazie; komkommer+mais.
Slechte: kool+ajuin; erwt+ajuin; aardbei+kool; tomaat+erwt; selder+aardappel
Voor- en nateelt: Slechte: aarbei na aardappel.
Zaaien of planten: warm glas, koud glas, volle grond.
Rassenkeuze: lente, zomer, herfst
Teeltplannen: Tuin indelen in 6 tot 8 gelijke percelen met 1 gewasgroep (plantenfamilie en bemestingsbehoefte). Elk jaar 1 perceel opschuiven.
Eerst behoeften, dan gewasgroepen, daarna wachttijden, tenslotte voor- en nateelten.
Tuinplan: waar staat elk gewas.
Tijdschema: Rassenkeuze, wanneer en waar zaaien, planten, oogsten.
Gewasgroepen Bemestingsbehoefte
Plantenfamilie Veel Matig Weinig
Komposieten BLADGEWASSEN sla, andijvie, groenlof, kardoen WORTELGEWASSEN witloof, schorseneer
Valeriaan veldsla
Postelein winterpostelein
Ijskruid nieuwzeelandse spinazie, ijskruid
Ganzevoet spinazie, tuinmelde, warmoes rode biet
Look prei ajuin, sjalot, knoflook
Schermbloemen selder, peterselie, kervel wortel, pastinaak, knolvenkel
Kruisbloemen tuinkers KOOLGEWASSEN sluitkool, boerenkool, chinese kool, bloemkool spruitkool, koolraap, raap, koolrabi,raapstelen radijs, rammenas
Grassen VRUCHTGEWASSEN Suikermais
Komkommer pompoen, courgette, augurk, komkommer
Nachtschade tomaat, aubergine, paprika, peper AARDAPPELEN
Rozen AARDBEI
Vlinderbloemen PEULVRUCHTEN erwt, boon, labboon
Teelt
Ontginnen: spitten in voortjes of enkele maanden afdekken.
Bodembewerking: grond losmaken tot 15 à 20 cm met spitvork of grelinette; hakken en harken.
Zaad: Rassen: eigen zaad; tuinderselecties; veredelde zaden; hybriden; ggo.
Kieming: kiemduur; kiemvermogen; bewaring; zaadontsmetting
Kiemingsfactoren : water; temperatuur; licht – Voorweken; voorkiemen
Waar zaaien: Vollegrond ter plaatse: breedwerpig, in rijen, uitdunnen
Op zaaibed: betere grondbewerking, kleine oppervlakte, selectie, voorteelt
Onder koud glas: platte bak, serre, veranda
Onder warm glas: verwarmde serre, of vensterbank
Hoe zaaien in volle grond: Grond voorbereiden: onkruidvrij, opgedroogd, opgewarmd
Rijen trekken: afstand, zaaidiepte
Uitspreiden: met gevouwen kartonnetje, zaaidoosje of -schopje, zaairoller.
Toedekken: met achterkant hark toedekken en aandrukken
Beschermen: tegen stortbuien, uitdrogen, vogels.
Zaaidiepte (cm)
Afmeting zaden Klei Zandleem Zand
Zeer kleine
selder,postelein 0,25 0,25-0,5 0,5
Kleine
sla, kervel, prei 0,5 0,75 1
middelgrote
spinazie, radijs 1 1,5 2
grote
erwt, boon, mais 1,5 2,5 3
zeer grote
labboon 2 3 4
Hoe zaaien in bakjes: Bakjes: 6 cm diepte volstaat; onderaan gaatjes
Zaaien: vullen met potgrond en goed aandrukken; zaden verspreiden; fijn laagje gezeefde aarde en opnieuw aandrukken; bedekken met glasplaat
Verzorging: vochtigheid controleren, eventueel glas wat oplichten; op vensterbank omdraaien
Verspenen: zodra 2 echte bladeren over planten in potjes of perspotjes
Planten: Afharden : temperatuur en vochtigheid
Uitplanten : net ervoor flink gieten; water in plantgat; op een dag met zacht weer; gieten
Nazorg: Aanaarden
Uitdunnen
Gieten : in één keer grote hoeveelheid; niet in volle zon op blad; hakken, bodembedekking
Oogst en bewaring
Oogst : zo vers mogelijk
Bewaring : Helemaal rijp en onbeschadigd
Ter plaatse bewaren: voor winterharde soorten Drogen :
Inkuilen: in volle grond of in de kelder