green apple aphid 'T is gene winter niemeer zoals vroeger!

Tot nu hebben we inderdaad een zeer zachte winter meegemaakt op enkele vorstdagen na.

In het Fruitteelt nieuws van 5/02/2016 staat een interessant artikel geschreven door Dhr. Dany Bylemans over de overlevingskansen van de insecten tijdens de winterperiode. Ik heb dat voor jullie in het kort samengevat.

 

Insecten zijn koudbloedig en produceren dus geen eigen lichaamswarmte. De insecten die van oorsprong van hier zijn zullen gemakkelijker de winter overleven dan zij die door import of migratie in onze contreien beland zijn. Onze insecten hebben diverse mechanismen ontwikkeld om schade door vorst te vermijden.

De plaats waar het insect overwintert is belangrijk. Bodeminsecten migreren vaak naar dieptes waar geen vorst meer komt. De bovengronds overwinterende insecten zijn bijna allemaal bedreven in het zoeken van een meer gunstig micro-klimaat (spleet, schors, enz.).Dit levert enkele graden temperatuurwinst op en zeker een bescherming tegen lichte vorst (en ook tegen belagers).

Sommige insecten vooral behorend tot de vlinders migreren naar het zuiden maar bij plagen in de fruitteelt komt dit niet voor. Sociale insecten zoals de honingbij produceren als volk een nestwarmte van 10-13°C die nodig is om te overleven. Te kleine volkeren sterven.

Het stadium waarin het insect overwintert, is eigen aan de soort en zal naargelang als ei, larve, pop of volwassen insect gebeuren. De verschillende mechanismen voor vorstprotectie kunnen meestal slechts in het normale overwinteringsstadium voorkomen. Ontwikkelt een insect naar een volgend stadium door een zachte winter, is het dus gevoeliger als er later toch vorst optreedt.

Schade door vorst bij de insecten is net hetzelfde als bij planten veroorzaakt door de vorming van ijskristallen in de lichaamscellen. De cel bevat veel water en zal ondanks de aanwezigheid van bepaalde zouten, bij lichte negatieven temperaturen bevriezen. Deze ijskristallen veroorzaken schade aan de celwand met de dood van het insect tot gevolg.

Ook insecten produceren hun eigen vorm van antigel. Hierdoor daalt de stollingstemperatuur beduidend en vermijden de insecten de vorstschade. Deze stoffen worden voor de winter opgebouwd tot concentraties die net niet giftig zijn en kunnen tot 20% van het lichaamsgewicht uitmaken in die periode. Omdat deze aanmaak ten koste gaat van de vetreserves kunnen verzwakte insecten minder goed overwinteren.

Vele insecten hebben een mechanisme ontwikkeld dat er voor zorgt dat de ijskristallen klein blijven en geen schade kunnen berokkenen.

Zout water bevriest bij -1.9°C zoet water bij 0°C. Insecten hebben een mechanisme dat het watergehalte in de cel vermindert met een stijging van de zoutconcentratie tot gevolg en zo zijn ze dus minder vorstgevoelig.

Met de mechanismen hierboven beschreven kunnen insecten van hier zich goed voorbereiden op de winter.  De schade op insectenpopulaties is algemeen groter bij een winter met zeer zachte periodes gevolgd door een strenge vorst. Als vorstperiodes afgewisseld worden door erg zachte temperaturen (rond de 10°C) dan worden veel insecten terug actief in de zachte periodes, vooral als ze als een volwassen insect overwinteren. Op dat moment is er niet veel voedsel te vinden en zijn ze op hun reserves aangewezen. Dit vermindert hun vermogen om hun antigel aan te maken wanneer er terug vorst komt. De lengte van de vorst periode is minder relevant, omdat insecten hun metabolisme werkelijk sterk kunnen terugschroeven om te kunnen overleven.

Roger VE